Na een uitwisseling voor haar studie in Californië, waar op dat moment de dodelijkste bosbranden ooit woedden, wist Aniek Moonen het zeker: ze wilde zich in haar werk inzetten voor de strijd tegen klimaatverandering. Als voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging gaat ze onvermoeibaar met politici en beleidsmakers in gesprek om de belangen van de volgende generaties op de agenda te krijgen. Dat ze op de afgelopen klimaattop in Egypte het gevoel kreeg dat veel afgevaardigden de belangen van de grote industrie boven de belangen van gewone mensen stelden, ontmoedigt haar geenszins. “Ik raak persoonlijk juist heel erg gemotiveerd door dit soort tegenvallers.”
Jullie gaan volgens jullie eigen organisatie ‘namens 1.000.000 jongeren’ het gesprek aan in de politiek. Hoe ziet dat eruit?
“Wij ontwikkelen de Jonge Klimaatagenda, waarin staat hoe onze achterban wil dat Nederland eruitziet in 2040. Daarbinnen gaan we elk jaar op zoek naar focuspunten: hoe kunnen we die langetermijnvisie omzetten naar kortetermijnbeleid? Daarover gaan we vervolgens in gesprek met ministeries. In het coalitieakkoord van 2021 werden twee van onze voorstellen bijvoorbeeld opgenomen: de wetenschappelijke adviesraad en een generatietoets die wetsvoorstellen beoordeelt op de effecten voor volgende generaties.”
Je was als voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging ook aanwezig op de COP-27. Na terugkomst schreef je in je blog: klimaattoppen gaan de wereld niet redden.
“De opzet van die toppen is altijd uitdagend: twee weken is heel weinig tijd als je met zoveel landen met zoveel verschillende invalshoeken samenkomt. Het is dan moeilijk tot een gezamenlijk standpunt te komen. Maar dit jaar was het wel heel duidelijk dat landen met een groot aandeel in de fossiele industrie dwarslagen, waardoor belangrijke dingen niet op de agenda kwamen. Andere al gemaakte afspraken, zoals het doel van onder de 1,5 graad blijven, kwamen juist weer ter discussie te staan. Er is heel veel tijd en energie verloren gegaan om te verzekeren dat die 1,5 graad niet uit de tekst werd gehaald.”
Op wat voor manier konden jullie als jongeren meepraten tijdens de top?
“Jongerenorganisaties hebben dit jaar het geld bij elkaar gehaald om een eigen paviljoen op te zetten, zodat we niet meer als het ware ‘in het wild’ rondliepen, maar een centrale plek hadden om samen te komen en deel te nemen aan paneldiscussies. Maar als gesprekspartners werden we absoluut niet serieus genomen. We waren daar voornamelijk om een kritische stem aan de zijlijn te zijn, iets wat we overigens met alle liefde doen. Je zag het vaak gebeuren dat als er in een panel een groot bedrijf met een klein groen initiatief zijn vervuilende beleid probeerde te greenwashen, het jongeren waren die dan een kritische vraag stelden. Er zijn maar een handjevol landen die jongeren laten meedenken bij de onderhandelingen. Nederland is een van die landen, maar dat zouden er veel meer moeten zijn.”
Terwijl het gaat over de belangen van de jongeren, hun toekomst staat op het spel.
“Ja dat zou je denken, maar veel landen zien dat niet zo: die zien dat de belangen van hun belangrijke industrieën op het spel staan. De meeste delegaties bestaan uit hoge overheidsfunctionarissen die niet het meest te lijden zullen hebben onder de gevolgen van klimaatverandering en niet echt de belangen van gewone mensen vertegenwoordigen.”
Greta Thunberg ging niet, omdat ze de top te veel als een mogelijkheid tot greenwashing ziet.
“Ik snap dat. Maar wij hebben er als organisatie zelf veel te halen. Dat vonden we belangrijker. Het is voor jongeren nog best moeilijk om contact te krijgen met de top van overheden of bedrijven. Op de COP-27 konden we die mensen spreken, waardoor we de rest van het jaar ons werk veel beter kunnen doen. In Nederland hebben we bij een aantal ministeries al goede contacten, maar bij veel ook niet.”
Hoe blijf je optimistisch na zo’n teleurstellende uitkomst?
“Het hangt er vanaf wat je als optimisme beschouwt. Ik geloof er heilig in dat de klimaatcrisis een kwestie is van gradaties: het kan heel slecht gaan, of minder slecht. Ik wil alles in het werk stellen zodat de uitkomst zo min mogelijk slecht is. Met zo’n houding is alles wat je doet dus mooi meegenomen. En ik raak persoonlijk juist heel erg gemotiveerd door dit soort tegenvallers. De frustratie over dat het zo slecht gaat, is een van mijn belangrijkste drijfveren om hard te werken.”
Je zegt: het werk gaat gewoon door.
“Ja, en ik zie ook dagelijks dat er in dorpen, steden en bij rijksoverheden allerlei initiatieven ontstaan die me moed geven. Buiten die toppen kun je 365 dagen van het jaar van alles doen. Ik hebben onlangs samengewerkt met een bedrijf van mensen die het niet meer konden aanzien hoeveel verspilling er ontstaat doordat mensen zo vaak nieuwe keukens laten inbouwen. We hebben gekeken welke wetgeving hun circulaire en modulaire keukens een betere kans zou geven.”
Hoe kijk je naar de wat radicalere acties van soep op schilderijen gooien en wegen bezetten?
“Wij hebben ons bestaan ook te danken aan die vorm van activisme. Het werkt heel goed om dat soort acties of klimaatprotesten op te volgen met constructieve gesprekken met beleidsmakers en politici. Ik hoop dat er op die manier nog veel te bereiken valt, maar of dat genoeg is durf ik niet te zeggen. Ikzelf heb me nog niet gewaagd aan burgerlijke ongehoorzaamheid. Maar dat dat bewezen effectieve acties zijn is duidelijk, dus wie weet.”
Is er een verschil met oudere generaties, in hoe jullie actievoeren?
“Wij zijn als jongeren volgens mij veel actiever dan onze ouders, die nauwelijks de straat opgaan. En het groeit ook snel. Toen ik in 2016 zei dat ik iets met duurzaamheid wilde doen, vroegen vrienden: ‘Is daar wel werk in te vinden?’ Dat sentiment is nu totaal anders, zij maken zich nu ook zorgen en zoeken naar manieren om bij te dragen. Bij dat activisme krijg ik soms wel een dubbel gevoel. Ik heb nog tot mijn 19de een ‘normaal’ tienerleven kunnen leiden. Ik hoefde niet te protesteren tegen de overheid. Ik vind het enerzijds heel inspirerend om 14-jarigen te ontmoeten die zich inzetten, maar het is ook verdrietig.”
In de groene beweging begint de roep om systeemverandering steeds luider te klinken, vooral hun eigen groene gedrag moeten verbeteren. Hoe kijk jij daarnaar?
“Ik ben daarover zelf van mening veranderd. Ik zei lang: ‘een beter klimaat begint niet bij jezelf, grote partijen als Tata Steel moeten vergroenen, dat maakt het verschil’. Daar ben een beetje op teruggekomen toen ik me realiseerde dat we als burgers veel meer rollen hebben: we zijn niet alleen mensen die ‘korter moeten douchen’, we zijn ook medewerkers van een bedrijf, we stemmen, we zijn buurtbewoner. We kunnen dus op heel veel plekken onze verantwoordelijkheid nemen en zo veel meer impact hebben op het systeem. Wij hebben als Jonge Klimaatbeweging niet voor niets een stemwijzer voor jongeren gemaakt, waarbij we bij elke partij een ‘klimaatkandidaat’ aanwezen. We zeggen: er is veel meer wat je kunt doen dan het licht uitdoen, je kunt van bank wisselen, meng je in het publieke debat.”
Triodos Foundation ondersteunde de Jonge Klimaatbeweging met een donatie.
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.