Letterlijk betekent duurzaam dat iets de neiging heeft lang mee te gaan. Duurzaam voedsel zou dan een vreemd begrip zijn. We zouden het dan eigenlijk over een duurzaam voedselsysteem moeten hebben. Sinds het einde van de vorige eeuw wordt het woord meer en meer gebruikt voor een manier van produceren die rekening houdt met het feit dat energiebronnen, voedsel en grondstoffen niet eindig voorradig zijn.

Vidar Bakker, relatiemanager Landbouw en Voeding bij Triodos Bank
Vidar Bakker is relatiemanager Landbouw & Voeding bij Triodos Bank

De Verenigde Naties heeft een omschrijving voor wat een duurzaam voedselsysteem is. Eentje die ons voedselzekerheid geeft en voedzaam is voor iedereen. Op zo’n manier dat de economische, ecologische en sociale basis om dit te doen niet in het gedrang komen voor toekomstige generaties.

Misschien is dit te beperkt, maar het mooie is dat eindig het tegenovergestelde van duurzaam is. En het is zeker dat de manier waarop we nu voedsel produceren eindig is. Maar als we over duurzaam blijven praten, lopen we het gevaar dat we niet genoeg doen. Eten moet eerlijk, ecologisch, met zorg en gezond geproduceerd worden. Pas dan kunnen we het systeem duurzaam noemen. Om te toetsen of eten daar aan voldoet heb je bepaalde regels nodig. Bij Triodos spraken we af dat we ons houden aan het biologische of het biologisch-dynamische keurmerk.

Biologische landbouw is gebaseerd op de principes van gezondheid, ecologie, eerlijkheid en zorg. We scharen ons achter deze definitie van IFOAM die stelt dat een biologisch landbouwsysteem ondersteunend is voor een gezonde bodem, het ecosysteem en de mens. In plaats van kunstmatige bestrijdingsmiddelen te gebruiken, vaart de biologische landbouw op ecologische processen en biodiversiteit. Biologische landbouw komt ten goede aan een gezonde leefomgeving, opereert in een eerlijke(re) keten en draagt bij aan levenskwaliteit van de mensen én de dieren in de sector.

Het is een wat abstracte omschrijving, maar hier wordt ook weer duidelijk dat duurzaamheid niet alleen over het milieu gaat. Alles staat met elkaar in verbinding en de biologische landbouw zoekt naar de optimale balans. Dat dit nog niet altijd lukt is evident. Zo beschrijft de IFOAM biologisch ook als eerlijk, maar de regels voor arbeidsomstandigheden zijn nog niet perse opgenomen in de biologische certificering. Dit is een gemiste kans en zal hopelijk nog veranderen. De noodzaak daartoe bleek vorige maand weer toen er opnieuw verhalen naar buiten kwamen over erbarmelijke omstandigheden van Afrikaanse arbeidsmigranten op de Spaanse tomatenplantages in Almeria waar ook biologische tomaten worden verbouwd.

Biologisch soms niet genoeg

Binnen Triodos Bank spreken we regelmatig met onze agrarische klanten en is certificering een belangrijke voorwaarde voor financiering. Soms is er geen keurmerk nodig, dan financieren we een boer die opereert in een korte keten. In zo’n keten heeft de consument direct zicht op het productieproces en kan de boer rechtstreeks aan hen verantwoording afleggen over de keuzes die daarin worden gemaakt. Een andere optie is dat het bedrijf gaat omschakelen en dan gaan we samen de transitieperiode door.

Soms is biologische certificering niet genoeg. Zo streven we in de intensieve dierhouderij mede vanwege het dierenwelzijn een hoger ambitieniveau na dan biologisch. Nu vinden we de biologisch dynamische normen eigenlijk de ondergrens van wat wenselijk is als het gaat over een varkens- of kippenhouderij. Dat was wel echt een dilemma voor ons. Want een biologische varkenshouderij is al zoveel diervriendelijker dan een gangbare varkenshouderij. Moeten we dat niet ook stimuleren? Zo leeft een gemiddeld gangbaar vleesvarken op 0,8 m2 en krijgt een biologisch varken al snel 1,3 m2 per dier. Toch kozen we voor de principes gebaseerd op biologisch dynamisch. Zorg voor dieren staat buiten kijf en op weg naar een dierwaardige veehouderij willen we steeds minder concessies doen. Dieren kunnen onderdeel zijn van de kringloop in (cultuurhistorische) landschappen die uitsluitend geschikt zijn voor begrazing of om reststromen om te zetten in hoogwaardige eiwitten. De huidige schaal waarop wij dieren houden ten behoeve van de overmatige consumptie van vlees, melk en eieren vinden we ethisch echter onhoudbaar.

Voedselflats en kassencomplexen

Zelf blijven nadenken over wat bij onze waardes past, geldt voor alle aspecten van duurzaamheid. Kijk naar de gezondheid. Biologisch eten groeit in een bodem met een rijk bodemleven. Dat zorgt ervoor dat er meer voedingsstoffen in een gewas zitten. Bovendien is het vrij van pesticiden. De gezondheidsclaim van biologisch wordt steeds minder omstreden. Maar hoe zit dat dan met grote kassencomplexen of nog beter voedselflats? Ook ik moet hier een antwoord op hebben als ik de vraag krijg of we dit wel of niet willen financieren.

Het lijkt een mooie oplossing om veel eten op weinig ruimte te verbouwen, op lokaal niveau. Zo spelen we ruimte vrij voor biodiverse natuur en kunnen we onze voedselketens korter maken. Bovendien kan het zonder pesticiden. Is dat niet duurzaam?

Vooralsnog zijn kassen en flats echter enorm energie-intensief en worden de gewassen op een nagenoeg klinisch substraat gezet. Je voegt er voedingsstoffen aan toe en er groeit een krop sla uit. In hoeverre wijkt deze krop sla dan nog af van een voedingssupplement uit een potje? En kwalificeert het binnenkrijgen van voldoende voedingsstoffen als gezond? Is onze kennis hierover toereikend?

Een theelepel gezonde grond bevat bijvoorbeeld al snel zo’n 100 miljoen tot 1 miljard bacteriën en enkele tientallen tot honderden meters schimmeldraden en het wordt steeds duidelijker dat onze darmflora een stevige vinger in de pap heeft in onze gemoedstoestand.

Op basis van de beschikbare kennis is een eindoordeel over de krop sla uit de voedselflat waarschijnlijk nog niet te geven, maar persoonlijk denk ik dat we onderdeel zijn van een levende wereld welke over miljoenen jaren is geëvolueerd. Een krop sla reduceren tot een verzameling van water, koolstof en wat voedingsstoffen klinkt te kort door de bocht. Maar laten we vooral blijven filosoferen over ons begrip over wat duurzaam eten betekent.

Daarbij zijn de principes van gezondheid, ecologie, eerlijkheid en zorg niet inwisselbaar om eten duurzaam te maken. Niet eindig bekent immers ook voor de volgende generaties. Helaas betalen zij nu de prijs van onze vervuiling want de markteconomie geeft geen prikkels om die vervuiling tegen te gaan. Zo blijft het prijsverschil tussen duurzaam en niet-duurzaam groot en het aandeel gezond en biologisch eten in het assortiment klein. Misschien is dat voer voor een volgende filosofische vraag: wat is een eerlijke prijs? Want als de ‘eerlijke’ prijs van duurzame voeding te duur is voor velen, verdienen zij dan wel genoeg?

Vidar schreef deze column voor Foodlog, zij publiceren een serie columns waarin experts antwoord geven op de vraag Wat is duurzaam eten?