Het is te midden van klimaat- en stikstofproblemen, in een land waar steeds zwaarmoediger rapporten verschijnen over het verlies aan plantensoorten en de achteruit hollende kwaliteit van onze bodem, niet moeilijk om mismoedig te worden. Een gesprek met Jos Willemsen, ontwerper van voedselbosachtige landschappen, blijkt dan heel verkwikkend. Volgens Willemsen zijn we vergeten ‘hoe rijk deze wereld kan zijn’. En kunnen we gedegradeerde landschappen, waar alle leven uit verdwenen is, razendsnel herstellen.
Neem het door hem ontworpen voedselbos in Graauw, waar na drie erg droge jaren de amandel- en lindebomen, zuring, zeekool en ananassalie toch welig tieren. Of zijn project in Oranjehof, waar zes Galloway runderen grazen tussen noten- en fruitbomen en met hun ‘stronten’, zoals Willemsen dat noemt, de schrale bodem voeden en het web van leven herstellen. Zoals de website van het project het samenvat: ‘Steeds meer wormen en pissebedden, steeds meer bodemschimmels, steeds meer biodiversiteit’.
Om ecosystemen nieuw leven in te blazen moeten we volgens jou de natuur vooral niét ‘met rust laten’, zoals nu vaak het motto is.
“Het gaat nu inderdaad vaak over ‘beschermen’, maar ik zie dat heel veel natuurgebieden waar we van afblijven toch verslechteren. Ja, we zijn nietig in het systeem, maar we kunnen en mogen best ‘groots’ zijn en ingrijpen door ecosystemen te voeden. Anders beschermen we ook veel aftakelingsprocessen. Veel bossen in Nederland hebben niet meer van die mooie donkerzwarte bodems waar de schimmeldraden doorheen lopen. De grond is dicht, zonder lucht. Het houdt geen water meer vast en het bodemleven kan de dorre bladeren die erop liggen niet langer goed verteren.
Veel ecosystemen zijn ontwricht, veel bomen staan in stress. Daar moet je dus meer doen dan beschermen. Je zegt ook niet: ‘Jos, je hebt nog maar één long en twee hartkamers, ga maar lekker op bed liggen en over een paar weken ben je beter.’ Nee, je moet nieuwe organen hebben, of die nabootsen. Dat doe ik ook in mijn projecten. Ik ben het systeem aan het voeden. Ik oogst voortdurend gebladerte en vegetatie van bomen en planten, en dat draag ik weer over aan de bodem.
Je kan grote grazers bijvoorbeeld sappige blaadjes laten vreten om daar stront van te maken die de bodem voedt. Maar ik snoei ook bomen en gooi de groene takken en bladeren – die door het bodemleven veel makkelijker te verwerken zijn dan dorre blaadjes – in verpulverde vorm op de bodem. Zo maak ik een soort broeinesten van leven en wordt de bodem gevoed. Het microleven eet, daardoor worden de bacteriën, schimmels, pissebedden en andere beestjes talrijk, en zij maken (met al dat eten en poepen) de mineralen uit de bodem opneembaar voor planten. Die planten gaan zo nog meer groeien en nog meer energie overnemen van de zon. Zo kan ik, zonder koeienmest of iets anders van elders toe te voegen, nog meer planten oogsten, de bodem nóg meer voeden, en dat levert nóg meer productie op. Leven op aarde kan naar mijn mening eindeloos groeien.”
Je gaat voor jouw aanpak terug naar de tijd van ‘spijsverterende landschappen’, zoals je dat graag noemt.
“In spijsverterende landschappen werd door mammoeten van bomen gevroten en weer uitgepoept op een schaal die we ons niet kunnen voorstellen. De grond was daarom zo vruchtbaar, het waren bijna ondoordringbare moerassen. Eten is in die zin niet een consumptiepatroon, maar een creatieproces. Wat eruit komt is hoogwaardiger dan wat erin ging, omdat het voedsel voor volgende soorten beter verteerbaar wordt, waardoor die nóg beter kunnen groeien.
Met het verdwijnen van die mammoeten verdween ook die transformatie. Het gebladerte valt dus in dorre toestand op de grond. Wij denken dat dat een natuurlijk proces is. Maar dat is het niet, die bomen horen opgegeten te worden. Alles draait om wat in het Engels zo mooi ‘faeceability’ heet: hoe gemakkelijker het voedsel verteert, hoe beter het in de volgende cyclus kan worden overgenomen. We evolueerden door naar een overwegend composterend landschap, waarbij die blaadjes nog best goed verteerden met behulp van bacteriën en schimmels. Maar inmiddels gaan we naar een landschap waarin bladeren nog maar heel langzaam of laagwaardig verteren, waardoor de bodem niet langer goed gevoed wordt. Doordat dat vreten niet meer gebeurt takelt alles af, raken grondstoffen op, neemt biodiversiteit af, is droogte een groeiend probleem. Dat is supermakkelijk op te lossen, door gewoon een handje te helpen.”
Wat betreft die oplossing heb je het dan graag over ‘krachtige creatiepatronen’, leg uit.
“Twaalf jaar geleden kwamen er een paar boeren in mijn leven die lieten zien hoe hun bedrijf steeds vruchtbaarder werd, zonder dat ze daar mest naartoe brachten. Dat heeft mijn denken heel erg veranderd over het idee van ‘circulariteit’. Jij en ik zijn op school opgeleid met het idee van gesloten systemen: een boom sterft en is voedsel voor nieuwe boom. In het systeem is dan ‘balans’, geen groei. We zijn dus opgevoed met het idee dat de wereld beperkte voorraden heeft, ‘eindig’ is. Maar dat is alleen zo wanneer we 'creatiepatronen' ontwrichten.
We vergeten: de aarde is vruchtbaar. En elke dag geeft de zon energie aan die vruchtbare aarde, die daar met fotosynthese materie van maakt. Kijk maar naar de evolutie: het leven was miljarden jaren geleden slechts een bende eencelligen. En kijk nu: alle vissen, dieren, olie, de gebouwde wereld, dat alles is door die energie ontstaan. Dat kan alleen met krachtige creatiepatronen, die niet in een kringetje ronddraaien, maar waarbij die energie in elke nieuwe cyclus verder ophoopt. En waarbij er in elke nieuwe cyclus méér planten, bomen, dieren ontstaan dan in de vorige.”
Maar dan moeten we dus wel aan het vreten slaan.
“De vraag is steeds: welke soort eet dit voedsel en kan de energie dus transformeren? Neem het recyclen van papier. Dat wordt ingezameld, naar de fabriek gebracht, gewassen, de korte vezels worden van de lange gescheiden, en dan wordt van die lange vezels papier gemaakt. Dat is een product dat laagwaardiger is dan het papier wat de cyclus in ging. Bovendien heeft het veel water en energie gekost om te maken. In plaats daarvan kan ik dat papier ook op de grond leggen, en binnen de kortste keren leven daar allerlei wormen en pissebedden en slakken die eten van dat papier. Van die insecten kunnen kippen eten. Tegelijkertijd wordt de bodem steeds vruchtbaarder.
Na de kippen kan ik geweldige courgetten kweken op die grond. En ik voeg bomen toe die op die grond lekker groeien. Een paar jaar later heb ik weer veel hout om papier van te maken. Ik heb dan uiteindelijk veel CO2 opgenomen, er is energie opgehoopt in het systeem, de omvang is toegenomen, en ik heb heel veel ander leven gevoed. Zo zie je: alles is voedsel, alles. Papier kunnen wij mensen niet eten, maar eieren van kippen die eten van de insecten die leven op dat papier bijvoorbeeld wel.”
Dat voeden van de bodem in bosachtige landbouwsystemen is onderdeel van het concept ‘syntropische landbouw’. Denk je dat die vorm van voedsel verbouwen breed kan aanslaan?
“Het is een beetje hoe je ernaar kijkt. Ik denk dat boeren heel graag willen veranderen. Iedere boer leeft om de grond in goede conditie aan de volgende generatie over te dragen, als het even kan nog beter. En die vurige wens tot regeneratie wordt de laatste jaren alleen maar groter. De landbouw kent op dit moment een grote identiteitscrisis. We komen erachter hoe zeer we van de kern van leven zijn afgedwaald. Maar boeren die grote investeringen hebben gedaan in bijvoorbeeld hun machines en mestkelders kunnen niet zomaar een ander pad inslaan.
De meeste boeren kunnen ook niet in bomen investeren en vervolgens enkele jaren op de opbrengst wachten. Ik denk dat landbouwsubsidies vooral aangewend zouden moeten worden om hen te helpen om te schakelen naar landbouw die mens, dier én bodem voedt: in de eerste jaren dat ze investeren in de bodem voeden, zullen ze een lagere opbrengst hebben. Maar ik zie dat boeren, vooral jonge boeren die helemaal vanaf nul beginnen, dit heel interessant vinden.
En het kan al snel veel beter dan het systeem dat we nu hebben. Volgens schrijver Michael Pollan verbranden we in onze huidige landbouwsysteem 6 tot 10 calorieën voor elke calorie die op je bord belandt, in bijvoorbeeld tractoren en kunstmestfabrieken. En dat noemen we dan een ‘efficiënt’ systeem.”
Je doet ook een project in Ghana, waar je met hetzelfde principe werkt. Dus ook zeer droge landschappen kunnen op deze wijze opleven?
“De woestijnvorming in de wereld neemt elk jaar toe met een gebied ter grootte van half Europa. Maar ook daar kunnen we voedselproducerende, vruchtbare landschappen van maken. In ons project in Ghana zie je dat de bodem na een aantal jaar goed voeden met plantmateriaal, ook wel ‘mulchen’ genoemd, van een dichte, keiharde materie verandert in vruchtbare losse grond. We telen er inmiddels vele soorten bomen, zoals moringa, cashew, mango en baobab.
Je moet in de successie meegaan. Dus niet beginnen met zomaar bomen planten die horen bij een volgroeid ecosysteem, maar eerst pioniersplanten en die oogsten en die weer aan de bodem voeden. Dan kun je soorten aanplanten die daarna zouden komen, enzovoorts. Je moet niet alleen planten, maar ook de condities verbeteren. De transitie van een pioniers-ecosysteem naar een volwassen ecosysteem duurt heel lang als je de natuur dat zelf laat doen, maar we kunnen daarbij helpen. Hoe mooi is dat?! Wanneer wij onszelf en andere soorten in staat stellen de energie van de zon steeds meer te benutten en op te hopen, wat kan er dan nog fout gaan? Daar wil ik de rest van mijn leven aan wijden."
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.