Aan de vooravond van de biodiversiteitstop COP15 van begin december werden de schrikbarende feiten nog eens op een rijtje gezet: de snelheid waarmee dieren en planten uitsterven was in tien miljoen jaar nog niet zo hoog als nu. Naar schatting 1 miljoen soorten lopen het risico te verdwijnen. Een uitstervingsgolf die de veerkracht van onze ecosystemen zwaar onder druk zet.

De vraag rijst hoe de voedselketen, de bouwsector, burgers en de overheid tot betekenisvolle oplossingen kunnen komen die de leefgebieden van soorten herstellen. Daarover bogen twintig jonge academici met studieachtergronden van Internationaal Recht tot Europese studies zich in de Nationale DenkTank. Ze maakten een systeemanalyse en werkten concrete voorstellen voor oplossingen uit.

Het thema van dit jaar had haast niet op een beter moment kunnen komen, zegt Louise Vet, hoogleraar ecologie aan de Wageningen Universiteit en initiatiefnemer van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Nederland zit immers op slot omdat een rechter heeft bepaald dat de uitstoot van stikstof omlaag moet om de natuur een kans te geven. Over waarom het spaak loopt met biodiversiteitsherstel en de onorthodoxe oplossingen waarmee de Denktankers kwamen, sprak zij met deelnemers Cas Becker, afgestudeerd in Crossover Creativity en Wenxin Lin, die econometrie studeerde.  

Uit de analyse van de Denktankers werd nog eens duidelijk dat veel gewone Nederlanders zich niet zo druk maken om biodiversiteit: slechts 31 procent van de door hen ondervraagden weet dat het verlies van soorten zorgelijk is. Hoe leg je goed uit wat er op het spel staat?

Louise Vet: “Het is echt heel erg basaal: wat zorgt ervoor dat de planeet draait en dat al het leven er kan zijn? Alle soorten floreren in feite omdat ze samenwerken in ecosystemen. Van die ecosystemen is al het leven afhankelijk, en vooral ook het onze. Biodiversiteit is de basisvoorwaarde voor ons bestaan op deze wereld. Dan kun je wel met technische oplossingen klimaatverandering hebben opgelost, maar als je intussen het natuurlijke kapitaal vernietigt, dan ben je verder van huis. En waarom hebben we zo veel soorten nodig? Dat is een kwestie van risicospreiding. Iedereen die gokt of belegt weet dat: ik moet niet alles op rood zetten of op zwart, nee, ik ga spreiden. Als de ene niet goed is, dan is de andere dat misschien wel. Die diversiteit, dat is de veiligheid die de natuur in zich heeft om te blijven bestaan als de omstandigheden veranderen, bij ziektes of andere schokken in het systeem.”

Cas Becker: “Toen we in de eerste twee weken van het traject werden doodgegooid met de feiten over biodiversiteitsverlies, was dat wel schrikken. Het was moeilijk om niet in paniek te raken. Het was tegelijkertijd een eyeopener. Als je denkt aan dat je ‘iets wilt bijdragen’, dan denk je toch vaak vooral aan het klimaatprobleem.”

Louise: “Biodiversiteit wordt ook door duurzaamheidsdenkers vaak vergeten in het rijtje van de circulaire economie en klimaat. Terwijl het twee kanten van dezelfde medaille zijn: oplossingen voor klimaat als het verbranden van hout en dus bossen, staan soms haaks op het behouden van natuurlijk kapitaal. Ik hoop dat jullie dat in jullie carrière steeds blijven koppelen. En inderdaad: het is moeilijk om niet depressief te worden. Maar het fijne nieuws is: als je een habitat weer beschikbaar maakt, is de diversiteit ook zo weer terug. Dat optimisme zit in feite in die natuur, die staat te duwen voor het hek. Maar dan gaat het niet meer om leuke projecten die hier en daar wat oplossen, er moeten fundamentele dingen veranderen in de economie, in het hele systeem. We hebben in de laatste 10.000 jaar ons bosoppervlak met eenderde vernietigd, dat is allemaal landbouw geworden. En van al die landbouw wordt 77 procent gebruikt voor veevoer en het laten grazen van ons vee. Dan moet je om biodiversiteit te stimuleren niet alleen natuurinclusief produceren, maar je überhaupt afvragen of zo veel veevoer houdbaar is. Hoe zien jullie dat?”

Wenxin Lin: “In onze generatie is het al een stuk gewoner om te zeggen: we moeten iets veranderen aan het kapitalistische systeem. Want als we ons alleen richten op winst en zo min mogelijk kosten, dan blijft er niets meer over. Wij hebben ons twee maanden beziggehouden met de analyse van het voedselsysteem, dat in Nederland de grootste reden is voor het verlies van soortendiversiteit. We zagen dat er heel weinig financiële stimulansen zijn om boeren te helpen te verduurzamen: supermarkten betalen aan duurzame boeren dezelfde prijs en eisen nog steeds uniformiteit van producten. Boeren die willen overstappen naar biologisch boeren lopen tegen veel kosten aan. Maar daar zijn geen regelingen voor, niet van de overheid en niet bij banken. Geen wonder dat Nederland erg achterloopt op andere landen in Europa op dat gebied: maar 4 procent van de landbouw is biologisch. Maar we zagen ook dat landbouwscholen nog weinig doen met natuurinclusief produceren, waarbij je uitgaat van een goed bodemleven om je gewassen goed te laten groeien. Op die scholen is het uitgangspunt nog vaak: gebruik deze meststoffen om een gebrek aan voedingsstoffen op te lossen.”

Louise: “Daarom komt deze opdracht voor de DenkTank precies op het goede moment: midden in de stikstofcrisis. Minister Van der Wal moet nu die boeren perspectief gaan bieden, maar het is ook de vraag: wat doen de supermarkten, hoe moet die hele keten anders? Met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel adviseren wij ook: betaal de boer als beheerder van het landschap, dan kunnen ze omschakelen en minder produceren met een beetje marge. Het kost nogal wat: overstappen op strokenteelt, of overstappen op een andere soort koe die wel tegen natte grond kan omdat het waterpeil omhoog moet. Ik hoop dat de overheid die 25 miljard die gereserveerd is voor het stikstofdossier ook voor dat soort zaken gaat gebruiken, en niet alleen voor het uitkopen van boeren.”

Cas: “Wat je zegt over dat waterpeil is interessant, want dat moet niet alleen omhoog voor de natuur, maar ook omdat huizen verzakken door de droogte. Ik heb me met mijn groep beziggehouden met natuurinclusief bouwen, en waarom dat spaak loopt. Wat opvalt is dat als we al naar biodiversiteit kijken, we dat per sector apart doen. Maar al die problemen, van droogte, CO2, soortendiversiteit, hittestress, zijn met elkaar vervlochten. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselbeleid moet op dit gebied ook samenwerken met het ministerie van Economie en Klimaat.”

Louise: “En vooral ook met Financiën, die hebben potjes voor dingetjes, en die krijgen altijd het laatste woord. Als je om biodiversiteit te stimuleren heggen of hagen op boerenland gaat realiseren, dan moet er geld komen voor de aanleg en de winstderving van de boer. ‘Hoeveel CO2 wordt daarmee opgeslagen’, vraag het ministerie dan. Maar een heg heeft wel 21 functies: voor de gezondheid van mensen, voor de waterhuishouding. Dan moet je dus veel integraler denken.”

Het plannen en bouwen van nieuwe woningen gebeurt nu onder grote druk. Zien jullie dat daarbij ook aan natuurinclusiviteit wordt gedacht?

Cas: “Het belangrijkste wat wij zagen is dat bedrijven wel graag willen, maar dat de al flinterdunne marges in de bouw als het ware worden opgegeten als je groene daken of neststenen voor husmussen gebruikt, of veel groen in het project plant. De baten van natuurinclusieve bouw, zoals de verkoelende werking, de wateropname en het mentaal welzijn van bewoners, komen niet terug bij de bouwer. Daarnaast is niet duidelijk welke maatregelen echt goed werken, en waar: overal wonen andere soorten die om andere maatregelen vragen. Er zijn een paar bedrijven die zeggen: dan maar minder winst, maar uiteindelijk helpt dat de transitie niet verder.”

Naar aanleiding van jullie analyse schreef jullie mede-DenkTanker een opinieartikel in NRC over dat de onafhankelijke adviseurs van boeren weer moeten terugkomen. Vroeger waren die ‘erfbetreders’ van de overheid, nu komen die mensen vaak van bedrijven die bestrijdingsmiddelen of kunstmest verkopen, zaken die de biodiversiteit geen goed doen. Hebben jullie nog meer adviezen om de macht van toeleveranciers te breken?

Wenxin: “Wij hebben het Kiemcollectief opgezet. Boeren kopen nu zaad in van leveranciers, allemaal zogenoemd F1-hybride-zaden. Dat levert monoculturen op van gewassen die niet weerbaar zijn tegen plagen en ziektes, daarbij zijn de boeren vaak ook afhankelijk van de bestrijdingsmiddelen die hetzelfde bedrijf aanbiedt. Omdat deze planten geen nieuw bruikbaar zaad opleveren, moet de boer elk jaar opnieuw aankloppen. Wij willen boeren weer eigenaar maken van hun zaden met inheemse groenterassen die wel nieuwe zaden produceren en voor wat diversiteit op het land zorgen. In een coöperatie zaaien die boeren die zaadvaste rassen in en laten een klein deel staan voor zaadvermeerdering. We hebben nu 3 boeren die meedoen in een pilotproject, op 300 vierkante meter grond, om te kijken of het financieel haalbaar is. We worden geholpen door een groepje studenten uit Wageningen en een zadenbedrijf dat zaadvaste rassen teelt.”

Louise: “Dat ga je dus zelf doen, dat project? Naast je werk?”

Wenxin: “Ja. Veel van ons willen graag verder met het onderwerp, maar er lijkt geen overvloed aan banen in het biodiversiteitsherstel voor ons.”

Louise: “Of je moet je eigen verdienmodel creëren. Zoals de jongens van Wilder Land, die bij boeren stroken met kruiden inzaaien die de biodiversiteit stimuleren. Van de kruiden maken ze vervolgens thee, die ze verkopen. En ga jij ook met je eigen project aan de slag, Cas?”

Cas: “Ik ben uiteindelijk in een project over natuuranalfabetisme gestapt. We wilden mensen niet met feitjes iets leren over hoe de natuur werkt en hoe je ermee samenwerkt, maar ze iets laten ervaren. In onze interactieve Biodome hoor je mollen graven, ruik je de geur van de aarde, zie je met lichtjes de ondergrondse schimmelnetwerken oplichten. Om er ook iets aan te verdienen, zoeken we partnerschappen met bedrijven. Dan betalen zij om de Biodome in hun gebouw te hebben staan, maar ook voor een periode dat die op een publieke plek staat, zoals Utrecht CS. Daarbij zijn we wel heel beducht op greenwashing. Grote bedrijven vragen toch vaak: willen jullie dan wel noemen dat wij het goed doen?”

Louise: “Dat is zo lastig. Ik heb al 40 jaar gezien dat de economie doorging terwijl wij maar bleven roepen dat het slecht ging. Die bedrijven moeten dus om, maar dan moet je wel met ze gaan werken. Toen wij met de internationale natuurorganisatie IUCN gingen samenwerken met Shell, wekte dat veel boosheid op. Het is zo lastig om die bedrijven bij de les te houden zonder dat je aan de greenwashing-kant zit. Wanneer zeg je dan: donder op, dit doen we niet meer?