Waar is kinderfilosofie goed voor?

“Gesprekken hebben we allemaal, maar luisteren we ook goed? In de kinderfilosofie leer je naar elkaar te luisteren en andere perspectieven te verkennen. Het gaat niet om gelijk krijgen, het gaat niet om het juiste antwoord vinden. Het gaat om verschillende gedachten en visies naast elkaar leggen en ontdekken dat het allebei kan.

Zo leert het opperen van tegengestelde meningen kinderen een moediger houding aan. Je mag gewoon zeggen dat je ergens anders over denkt. Dat is niet goed of fout. Heel belangrijk om te leren, vooral als je jong bent. Het oefent in een tolerante houding.

Hoe gaat zo’n filosofisch gesprek?

“Het is eigenlijk net een onderzoek. Je gaat samen met kinderen op zoek naar verschillende perspectieven op een onderwerp. Ik begin graag met een stimulus. Dat kan van alles zijn: een filmpje, een verhaal of een gedicht. Het introduceert het onderwerp en is een goede gespreksstarter met de kinderen. Afhankelijk van de leeftijd bedenk ik van tevoren een vraag. Oudere kinderen of jongeren vraag ik weleens om zelf een vraag te bedenken. Dan stemmen we met de groep wiens vraag we verder onderzoeken.

Een voorbeeld: ik filosofeer met kleuters over de vraag ‘waar houdt de natuur op?’ Laten we dat eens van verschillende invalshoeken verkennen. ‘Welke kleur heeft de natuur? Groen zeg je?’ Dat gaan we dan verder onderzoeken. Het is de kunst om door te vragen. Ook al lijken sommige antwoorden in eerste instantie gek. Een kleintje zegt: “Die deur is ook natuur, want die deur is ook groen.” Dat is een leuke. Is dan alles dat groen is natuur? Wat voor groens kun je bedenken dat geen natuur is? En deze plastic bloem, is die ook natuur? Het ziet eruit als natuur, maar hoe ruikt het eigenlijk? Kleuren, geuren, geluiden, alle elementen van de wereld om je heen komen aan bod bij het onderzoek. Het gaat om grenzen verkennen. Uitzoeken waar het stopt. En het mooie is: je hoeft het niet met elkaar eens te zijn.

Hoe staat het met kinderfilosofie in Nederland?

“Ik denk dat er nog een wereld te winnen is. Het behoort nog niet standaard tot lespakketten op scholen, terwijl ik denk dat het een mooie aanvulling is op het reguliere onderwijs. Jong geleerd is oud gedaan. Het is dan ook niet voor niets dat Christianne en ik de Week van de Kinderfilosofie zijn gestart.

We werken op dit moment hard aan het verbreden van kinderfilosofie in Nederland en zijn op steeds meer scholen te vinden. En waarom zouden we niet verder kijken? Ook op een sportvereniging zijn filosofische gesprekken waardevol. Denk eens aan thema’s als over acceptatie, buitensluiten, of anders zijn. Dat past in het klaslokaal, maar ook bij een voetbalclub. En het kan nog breder: binnenkort zijn we bij Triodos Bank te vinden voor kinderfilosofie op de Reehorst.”

Pauline Bieringa, directeur van Triodos Bank vertelt het idee daarachter: “Triodos Bank wil bijdragen aan het welzijn en de kwaliteit van leven. Een warme, persoonlijke benadering en respect voor het individu staan centraal. We zijn daarom ook  partner van de Week van de Kinderfilosofie, want “houden van wijsheid” (de letterlijke betekenis van het begrip filosofie)  en het bijbrengen daarvan bij kinderen leveren hier een belangrijke bijdrage aan. Filosofie vergroot ons vermogen om verschillen te verwelkomen, we leren dat denkbeelden van anderen interessant zijn. Daarom stimuleren wij filosofie voor kinderen en willen we hen graag laten ontdekken hoe leuk en belangrijk het streven naar wijsheid is. Bovendien sluit het thema van dit jaar, ‘waardeloos of waardevol’ naadloos aan bij waar wij als duurzame bank voor staan, namelijk bewust leren omgaan met geld, spullen en elkaar.”

Werkt kinderfilosofie met alle kinderen?

“Bij het filosoferen is iedereens perspectief even waardevol. Iemands dyscalculie of dyslectie maakt niets uit voor het gesprek. Kinderen die heel veel lezen en kinderen die anders in het leerproces staan kunnen elkaar juist goed verrassen. De feitjes van de een en de mijmeringen van de ander botsen misschien, maar je kunt nog steeds met aandacht naar elkaar luisteren en begrip opbrengen voor de visie van een ander. Als ik in de klas kom, ga ik er het liefst zo onbevangen mogelijk in.

Ik zie kinderen echt ontspannen als ze merken dat er geen goed of fout is. Dat hun gedachte ertoe doet en ook hun antwoord wordt onderzocht. En dat heeft soms een onverwacht effect op kinderen. Juffen vragen weleens aarzelend of een verlegen kind wel meedeed. ‘Heeft Julie wel iets gezegd?’ ‘Julie? Die moest ik af en toe zelfs afremmen. Die praatte honderduit!’

Zijn er ook gespreksonderwerpen die je beter kunt mijden?

“In de basis is het gesprek open. Je mag het overal over hebben. Toch komen sommige onderwerpen wel erg dichtbij. Als iemand ergens liever niet over praat, dan luisteren we daarnaar en ronden het onderwerp af. Het gesprek moet altijd veilig zijn. Pesten is een onderwerp dat heel dichtbij kan komen. Wat dan goed werkt, is het pestgedrag op een veilige manier bespreken. De vraag ‘Kunnen dieren pesten?’ creëert een perspectief met afstand. Dat maakt het makkelijker om grote onderwerpen van verschillende kanten te bekijken en te zoeken naar de gemene delers. Want wat is pestgedrag eigenlijk? Daar denkt iedereen anders over.”

Welke rol spelen grote denkers in filosofie voor de kleintjes?

“Het is de uitdaging om de vraagstelling begrijpelijk en binnen de leefwereld van het kind te houden, want filosofie kun je zo ingewikkeld maken als je wilt. Filosofische achtergrondkennis is een goede basis om het gesprek te leiden, maar ik pak er niet expliciet grote namen bij. Het is eerder andersom: je herkent thema’s waar kinderen mee komen uit het filosofische landschap. Wat is ‘echt’ en wat is ‘nep’? Dat kunnen kinderen heel goed in hun eigen woorden uitleggen. Daarvoor hoeven ze de Grot van Plato niet te kennen.”