Zeeuwind werd in de jaren tachtig opgericht door een groep Zeeuwen die zwaar tegen kernenergie was. “Maar alleen tegen iets zijn, zet natuurlijk geen zoden aan de dijk”, zegt Willemien de Jong, directeur van Zeeuwind. “Onze energiecoöperatie werd dan ook opgericht om een alternatief voor kernenergie te bieden: windenergie.”

Minder, slimmer, duurzamer

In 1987 realiseerde Zeeuwind haar eerste wapenfeit: windpark Bath. Tegenwoordig is het (mede-) eigenaar van maar liefst 13 windparken in Zeeland, met in totaal 73 windturbines. Bijvoorbeeld van Windpark Krammer, het grootste burgerinitiatief van Nederland. Daarnaast realiseert Zeeuwind zonneparken, helpt het inwoners met de verduurzaming van hun woning via het initiatief Energiek Zeeland en rolt het mini-warmtenetten uit.

De Jong: “Minder energie gebruiken, slimmer energie gebruiken en nieuwe, duurzamere bronnen aanboren. Daar draait de energietransitie om. Op al die vlakken zijn wij actief. Dat proberen we zo dichtbij mogelijk de burger te doen en te brengen, zodat zij ook de vruchten plukken van de energietransitie.”

Drijvende zonnepanelen

Voor nieuwe wind- en zonneparken is tegenwoordig niet zoveel plek meer in de provincie. Maar met slim ruimtegebruik is er nog wel het een en ander mogelijk, stelt De Jong. “Zo bekijken we momenteel of we een drijvend zonnepark op een waterbassin kunnen ontwikkelen en is er nog meer dan genoeg potentie voor zonne-energie op daken.”

Een nieuw windpark op een volledig nieuwe locatie zit er hoogstwaarschijnlijk niet meer in. Toch is er op het gebied van windenergie nog genoeg te doen, stelt ze: “Daar ligt de focus volledig op het herontwikkelen van de windparken die we al hebben, zodat ze klaar zijn voor de toekomst.” De meeste windturbines die Zeeuwind in de jaren tachtig en negentig plaatste, zijn al vervangen door nieuwe, krachtigere exemplaren. Maar er staan ook nog een aantal van deze repowering-projecten op de agenda. De Jong: “Het begint inmiddels onze core-business te worden.”

De voordelen van repowering

Repowering betekent (in een notendop) het vernieuwen van een windpark dat aan het einde van zijn levensduur zit. Of concreter: oude windmolens eruit, nieuwe windmolens erin. Dit heeft verschillende voordelen. Zo is (een deel van) de benodigde infrastructuur bijvoorbeeld al aanwezig, zoals de kabels die het windpark met het elektriciteitsnet verbinden. Dit is vaak een grote kostenpost bij de bouw van een nieuw windpark, die bij repowering-projecten daardoor deels niet nodig is. Daarnaast is het bestemmingsplan voor de locatie al geregeld en kan je in sommige gevallen weer bouwen op dezelfde funderingen. Al deze voordelen zorgen voor lagere kosten en een significant kortere bouwfase. Om je een idee te geven: de bouw van een nieuw windpark neemt al snel tien jaar in beslag. Een repowering-project kan binnen een jaar klaar zijn.

Nog een belangrijk voordeel: omdat de technologie niet stilstaat tijdens de levensduur van een windpark, zijn de nieuwe windturbines die er komen te staan een stuk krachtiger en efficiënter dan hun voorgangers. Het windpark dat Zeeuwind momenteel herontwikkelt, illustreert dat. De Jong: “In de Willem-Annapolder gaan we van tien naar vier windturbines, toch wekt het windpark straks veel meer duurzame energie op.

Drie keer zoveel stroom

De herontwikkeling van Windpark Willem-Annapolder ging begin dit jaar van start. Op 9 januari werd de eerste paal geslagen voor de fundering van de vier nieuwe windmolens van Vestas, met elk een vermogen van 4,5 megawatt. Deze windturbines wekken met z’n vieren straks drie keer zoveel stroom als hun tien voorgangers, genoeg voor de elektriciteitsvoorziening van zo’n 35.000 huishoudens. De Jong: “De windmolens zijn ietsje groter, maar vooral een stuk efficiënter. Minder ruimtegebruik dus, maar veel meer energie.”

Hoewel een repowering-project minder tijd en geld kost dan de bouw van een gloednieuw windpark, komt er nog steeds veel bij kijken. “Je moet de grondovereenkomsten goed nalopen, de precieze locaties van de windmolens veranderen vaak, er moet financiering geregeld worden”, schetst De Jong. “Vervolgens moeten de oude windmolens met behulp van grote hijskranen ontmanteld worden en moeten er vaak nieuwe funderingen en kabels gelegd worden. Daarna worden de nieuwe windmolens pas geplaatst.”

Herbestemming en recyclen

Daarnaast kennen repowering-projecten een uitdaging waar bij nieuwe windparken geen sprake van is, namelijk: wat gebeurt er met de oude windmolens? Recycling is het meest voor de hand liggende antwoord, maar volgens De Jong gaat daar nog een stap aan vooraf: “We hebben in het verleden onze windmolens ergens anders kunnen herplaatsen. De oude windmolens van Windpark Oostzeedijk hebben (na wat onderhoud) bijvoorbeeld een tweede leven gekregen in het Verenigd Koninkrijk.”

Maar meestal is herbestemmen geen optie en worden de windturbines gerecycled. Momenteel kan ongeveer 90 procent van een windmolen gerecycled worden, van het beton en staal tot de elektronica. De crux zit hem vooralsnog in de windturbinebladen. Die bestaan uit een combinatie van verschillende kunststoffen die met hars verlijmd zijn aan elkaar. Hierdoor zijn ze weliswaar stevig en relatief licht, maar het maakt de recycling ervan bijzonder ingewikkeld. De verschillende materialen in de bladen zijn namelijk bijna niet van elkaar te scheiden.

In het verleden lukte het nog niet altijd om de bladen te recyclen. Ze konden bijvoorbeeld wel een tweede leven krijgen als speeltuin. “Maar dat moet beter kunnen”, aldus De Jong. Voor Willem-Annapolder hebben Zeeuwind en Triodos dan ook de ambitie om de oude windmolens voor de volle honderd 100 procent te recyclen. Oók de bladen. “Gelukkig staat hier de techniek ook niet stil. En we zijn in gesprek met partijen die voorop lopen in deze specialistische vorm van recycling”, besluit De Jong. “Mijn circulaire hart zou er in ieder geval heel blij van worden.”