Met het voorstel wil de Europese Commissie problemen in de textielindustrie aanpakken. Modebedrijven moeten volgens het plan minder grondstoffen gaan gebruiken en meer circulair gaan werken.  Deze visie verwoordt de Europese Commissie als volgt: 

“Tegen 2030 hebben binnen de EU geproduceerde textielproducten een duurzame levensduur. Kleding is recyclebaar, voor het grootste gedeelte gemaakt van gerecycled materiaal, vrij van schadelijke stoffen en geproduceerd met respect voor mens en milieu. Consumenten genieten langer van betaalbare kleding van hoge kwaliteit, fast fashion is uit de mode en voordelige tweedehands-opties en reparatiediensten zijn volop beschikbaar.

In een competitieve, veerkrachtige en innovatie textielsector nemen producenten verantwoordelijkheid voor hun producten in de hele keten, ook als kleding niet wordt verkocht en daar afvalverwerking voor nodig is. Het circulair maken van textiel is succesvol, mede door voldoende mogelijkheid om het innovatieve fiber-to-fiber recycling in te zetten, terwijl het verbranden en dumpen van textiel in de natuur tot een minimum is beperkt.”

Bij Triodos Investment Management delen we deze visie van de Europese Commissie, zoals je kunt lezen in ons white paper ‘Dress to Change’ (pdf):

“In plaats van kleding van lage kwaliteit in hoge aantallen te produceren (fast fashion), moet de modeindustratie kwalitatief goede kleding produceren, in minder grote oplages (slow fashion). Ieder bedrijf hoort verder te kijken dan alleen winst, en moet duurzaamheid ook opnemen als doel.” 

Fast fashion uit de mode 

De Europese Commissie stelt verschillende maatregelen voor om de mode-industrie te veranderen, zoals een minimum kwaliteitsstandaard voor producten. Denk aan een verbod op het gebruik van schadelijke chemische stoffen in kleding, en alle items voorzien van duidelijke labels die consumenten helpt om goed geïnformeerde keuzes te kunnen maken. De strategie spoort modebedrijven ook aan om circulariteit in hun verdienmodel op te nemen. 

Bij Triodos Investment Management juichen we deze strategie toe, maar zouden we ook graag nog een stapje verder willen gaan. Naast het aanmoedigen van circulariteit kunnen modebedrijven ook aangemoedigd worden om tijd en geld te steken in duurzame innovatie van hun productieproces en producten. Ook het invoeren van ‘true price accounting’, een nieuwe vorm van boekhouding waarbij ecologische en sociale impact onderdeel wordt van de winst- en verliesrekening, kan zorgen voor meer transparantie in de mode-industrie. 

Naast cijfers over ecologische en sociale impact, wordt er ook weinig tot niets openbaar gemaakt over productie en over de kledingstukken zelf. De modesector is namelijk vooral gericht is op snelle productie, een vaak veranderend assortiment en hele lage prijzen. Wij pleiten voor het geven van heldere informatie over de waarde van een kledingstuk: denk aan bruikbaarheid, materiaal, duurzaamheid en in hoeverre het geupcycled of -recycled kan worden. Zo krijg je als consument een goed beeld van wat je precies koopt, van de doelen die het bedrijf nastreeft en hoe winst wordt gemaakt.

Tot slot is er nog de bedrijfsvoering. Is er bijvoorbeeld veel overproductie, hoe groot is het percentage kleding dat met korting wordt verkocht, hoe wordt er omgegaan met niet-verkochte kleding en hoe zit het met de afvalproductie? 

Tijd voor regelgeving 

We zien dat steeds meer consumenten en investeerders hun stem laten horen. Maar zoals het er nu naar uitziet kunnen zij modebedrijven niet snel genoeg overtuigen om over te stappen naar een circulair en duurzaam bedrijfsmodel. En daar komt regelgeving om de hoek kijken. 

Een van mijn favoriete maatregelen uit de EU-strategie is - misschien niet verrassend - de verplichting tot transparantie. Zoals het in de strategie is verwoord: “We verlangen van grote bedrijven om het aantal kledingstukken dat ze weggooien en vernietigen openbaar te maken”. Dat zou fantastisch zijn, want zodra het verplicht wordt hierover te rapporteren zal de mode-industrie pas gemotiveerd raken om hun activiteiten eens goed onder de loep te nemen. 

Als aanvulling daarop zouden er wat ons betreft ook vraagtekens gezet mogen worden bij de marketing van modebedrijven. Overal zie je verleidelijke reclames en advertenties, die als doel hebben om steeds maar meer te blijven kopen. Ze spelen in op het ‘fear of missing out’-gevoel. Verder zien we graag transparantie over hoe de prijs van producten is opgebouwd, en meer eerlijkheid over de negatieve impact die de kledingproductie heeft op mens en milieu. Daarbij niet alleen kijkend naar de eigen productie, maar de impact van de hele levensduur van een kledingstuk. Daar valt bijvoorbeeld ook het vervoer en de distributie onder. Wij vinden het belangrijk dat bedrijven gestimuleerd worden hun productinformatie openbaar te maken.  

Hergebruik en reparatie stimuleren 

Een van mijn andere favoriete voorstellen uit de strategie zijn de ‘gunstige belastingmaatregelen voor bedrijven die zich specialiseren in hergebruik en reparatie’. Naast dat de productie van kleding dus beperkt wordt en aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, liggen er volgens ons veel kansen in belastingen en subsidies. Als de overheid subsidie geeft op het aanbieden van kwalitatieve tweedehands kledingstukken of handgemaakte kleding, wordt het aantrekkelijker voor bedrijven om zich te verdiepen in de tweedehandsmarkt. Dat effect wordt versterkt als er belastingheffing komt op niet-waardevolle, massa-geproduceerde kleding, of de afvalwerking van ongebruikte kleding. 

Tijd voor actie 

Vanuit ons standpunt zijn er natuurlijk genoeg redenen voor de mode-industrie om te veranderen: betere arbeidsomstandigheden voor de mens, minder schade aan het milieu, geen misleidde maar juist goed geïnformeerde consumenten en het produceren van kleding van waardevolle en duurzame producten die langer dan één seizoen meegaan. Maar overheidsbeleid kan pas echt zorgen voor verandering, door zakelijke drijfveren (subsidies) en zakelijke risico’s (verplichtingen en verboden) te creëren. 

De strategie van de Europese Commissie is een mooi begin, al moet deze nog goedgekeurd worden door alle Europese lidstaten, de mode-industrie zelf en partners buiten de EU. Alleen als alle betrokken partijen concrete actie willen ondernemen, heeft de strategie kans van slagen. 

Het is tijd voor modebedrijven om hun verdienmodel anders in te richten, en zich te richten op duurzame winst. En ik hoop dat als we druk uitoefenen vanuit consumenten, investeerders en overheden, we modebedrijven kunnen bewegen om precies dat te doen.